Tips voor het gebruik van de terminal en de shell

Inhoudsopgave

Auteur: Michael Boelen

We gaan een beetje de diepte in met dit artikel. Lichte voorkennis is handig en het gebruik van technische termen en definities zijn soms onvermijdelijk. Commando's kunnen ook gebruikt of toegelicht worden. Zowel de definities als commando's staan uitgelegd aan de onderzijde van het artikel.
Voorkennis en diepgang: (gemiddeld)

In het begin is het gebruik de terminal of opdrachtregel misschien nog onwenning. Wie in stapjes het steeds beter leert te gebruiken, zal erachter komen dat het een oneindig aantal toepassingen kent. Met onderstaande tips kunnen we het gebruik van de terminal nog verder aanpassen naar eigen wens.

Aliassen

De shell maakt het mogelijk om eigen commando’s aan te maken. Dit noemen we een alias en het is dus een alternatieve naam voor een ander commando of reeks van commando’s. Zo kun je commando’s die je vaak gebruikt afkorten of versimpelen. Dat is zeker nuttig met commando’s die vele opties of parameters kennen.

Het aanmaken van alias bestaat uit een enkele regel:

alias linux='cd /home/michael/Projecten/Linux'

We benoemen hier de alias ’linux’ en het commando is het wisselen naar een andere werkmap. Met bovenstaande alias kan zou je dus eenvoudig naar het specifieke project Linux gaan door ’linux’ in te typen.

Het inladen van aliassen gebeurt tijdens het openen van de shell. Om een alias permanent aan te maken dien je deze in te voegen in een alias-bestand. Voor de bash-shell is dit vaak .bash_aliases binnen de persoonlijke werkmap.

Goed om te weten: Als je een terminalvenster gebruikt en je wil testen of de alias automatisch geladen wordt, kun je deze het beste even sluiten. Een andere optie is hem handmatig inladen met . .bash_aliases. Om te controleren welke aliassen je al hebt of dat je nieuwe bekend zijn bij de shell kunnen we het commando alias gebruiken.

Inzicht

Gebruik geen bestaande commando's, zoals test, omdat anders andere programma's mogelijk verkeerde functionaliteit kunnen uitvoeren

Tab-completion

Veel commando’s ondersteunen met behulp van de shell het automatisch aanvullen van tekst. Deze tekst kan een pad zijn, zoals een bestandsnaam of naam van een map, maar ook een optie van een commando zelf.

Om tab-completion te gebruiken gebruiken we de Tab nadat we een (deel) van een commando hebben ingevoerd. Om bijvoorbeeld te leren welke commando’s er allemaal beginnen met een ‘a’, typ dan deze letter eerst in en dan de Tab-toets. De shell gaat op zoek en toont de resultaten, of vraagt je eerst je alle commando’s wil zien.

Wildcards

Soms wil je meerdere bestanden selecteren, of bijvoorbeeld alle bestanden die eindigen op een bepaalde bestandsextensie. Met behulp van een wildcard kunnen we dit doen. Een wildcard is een karakter zoals de asterisk (*) en gebruiken we om meerdere karakters (niet alleen letter, maar ook cijfers e.d.) te selecteren. Een vraagteken (?) daarentegen doet dit slechts voor een enkel karakter.

Voorbeelden:

  • ls -l a* (toon alle bestanden die beginnen met een ‘a’)
  • ls *.html (toon alle HTML-bestanden)
  • ls p?ng (toon, indien ze bestaan, bestanden zoals ping, pang en pong)

Het gebruik van wildcards kan erg krachtig zijn. Uiteraard is deze kracht ook een risico, dus test altijd eerst of de juiste bestanden gekozen worden. Dat kan bijvoorbeeld door het gebruik van echo als commando, zodat slechts de namen weergegeven worden.

Sneltoetsen

Wil je het terminalvenster snel sluiten? Druk dan op Ctrl + d .

Aanvullende presentaties

De terminal

Uitleg over wat de terminal en een terminalvenster is, inclusief de redenen om het te gebruiken. Ideaal voor eenieder die het terminalvenster wel eens heeft geopend, maar eigenlijk niet goed weet hoe het ingezet kan worden.

» Open presentatie: De terminal

Dit Artikel is gepubliceerd op .